top of page

waarheidsstrijder

Waarheidsstrijder

 

 

Ik ben zes jaar en ik ben ervan overtuigd dat iedereen om me heen een toneelstuk opvoert. Het huis is het decor, ik ben de hoofdrol, er zijn randpersonages die af en aan lopen. Een beetje zoals een stuk van Tsjechov, maar die kende ik toen nog niet. Ik ben er zeker van dat er ergens een script verborgen ligt, en iemand is de regisseur van wat er om mij heen gebeurt. Ik verdenk mijn moeder ervan. Mijn gezichtsveld is het podium, mijn oogleden zijn de rode theaterdoeken. Wanneer ik ze sluit, is het schouwspel voorbij. Buiten mijn gezichtsveld liggen de coulissen waar iedereen zijn rol een moment kan loslaten, de kleedkamer waar men zich verkleedt en daarachter het koertje. Men rookt er een sigaret en ijsbeert, het script in de hand, tot ze zich weer mogen komen uitsloven. En dat allemaal voor mij. Om mij te bedotten.

 

De wereld om me heen is niet te vertrouwen. Zoals een bouwvakker op elk stukje muur klopt om te controleren of het ook echt van het materiaal is zoals het eruit ziet, vraag ik mijn vrienden op school of zij ook zien wat ik zie. Een boom. Check. Ik ga na of die boom voor hen ook groene bladeren heeft. En vraag of ze de kleur groen voor mij gedetailleerd kunnen beschrijven. Dat gaat moeizaam. Groen is groen, daar komt het op neer. Het is een cirkel zonder eindpunt, een hond bijt in zijn staart. Alles blijkt oncontroleerbaar. We zijn onmiskenbaar in de dramatische scène van het script aangekomen. Mijn armen strekken zich uit en willen de wereld bij de haren grijpen. Het blijken die van mijn lerares. Ik kijk haar in de ogen, stel haar stil maar indringend de vraag: ‘Waarom?’ Ik krijg droogjes het antwoord ‘daarom’ in mijn allesomvattende vingers geduwd. Met lege handen loop ik naar huis.

 

Ik word ouder en de tastzin van mijn handen geeft niet op. Het idee dat iedereen en alles een opgezet theater is vervaagt, maar het twijfelachtige van de dingen blijft. Want als blijkt dat niet mijn moeder dit alles verzonnen heeft, wie dan wel? En nog belangrijker, waarom? Ik kom terecht in een wereld vol waarheden over verschillende goden, klimaatzaken, politieke strekkingen, culturen. Ik krijg terug het gevoel dat iedereen toneelspeelt, maar dan niet enkel voor mij: iedereen voor iedereen. Ik begin te trainen. Ik kam de knopen uit mijn haren en oefen een priemende vraagstelling voor de spiegel. Ik werk aan mijn articulatie, de resonantie van mijn borstkas, want ik wil de stem van mijn generatie worden. Ik wil de waarheid weten en verkondigen. Mijn moeder drinkt koffie in de woonkamer en leest de krant. Ik verbaas me erover hoe rustig ze daaronder blijft. Ik vertel haar dat ik een waarheidsstrijder zal worden. Ze knikt.

 

Ik ben een jaar of veertien en speel ondertussen theater. Niet zomaar de hele dag door, maar afgebakend binnen de muren van een theaterschool op dinsdagavond. Het is gek dat een waarheidsstrijder als ik aan iets subjectiefs als theater doet, maar net daarom doe ik het. Het is deel van het onderzoek. We repeteren De wilde eend van Ibsen. Het stuk gaat over heel veel mensen, maar onder andere over een arm, doch gelukkig gezin van drie. Een vader, een moeder en een dochter. Een oude bekende van het gezin, Gregers, vindt het nodig zich bij hen binnen te werken om de waarheid aan het licht te brengen. Hij wroet de fundamenten van het op zich vrolijke gezin open. Ik speel de rol van Gregers, dat spreekt voor zich. De huisvader blijkt financieel afhankelijk van een rijke man genaamd Werle, die nota bene de vader van het dochtertje is. Het wordt één groot, ingewikkeld drama waarin uiteindelijk het kleine meisje zelfmoord pleegt. Voor het eerst wordt me duidelijk dat de waarheid niet altijd goed is om aan te raken. Dat er een scherp kantje aan zit. Dodelijk. Het brengt mij, als waarheidsstrijder, in de war.

 

Op nog latere leeftijd, mijn zestiende, fiets ik van school naar de theaterles. Dan kom ik langs een veld. Op het veld langs het fietspad steken op dat moment asperges in de grond met plastic zakken erover. Er is een felle zon en een lichte bries die beide door mijn losse haren gaan. Het is lente. Door de wind wapperen ook de plastic zakken. De lichtinval van de scherpe zon doet het wapperende plastic lijken op de golven van de zee. Ik kan wel applaudisseren. Ik ben ontroerd. Ontroerd door het feit dat zelfs de omgeving zich kan verkleden. Dat alles decor is, de natuur de regisseur. Dat een veld een zee kan zijn. Dat verbeelding iets is dat waar is.

 

Ik stel me waarheid voor als een slapende vrouw. Ik maak haar niet wakker. Ik lucht haar kamer zo nu en dan een beetje. Open de gordijnen op een kier. Een lek zonlicht loopt over haar heen. Haar haren wapperen in de wind. Ik beeld me in wat voor een vrouw ze zou zijn. Ik vertel er verhalen over. Ze speelt een rol in mijn leven. De waarheid ademt rustig. Ze draait zich zuchtend op haar zij. Haar lichaam schikt zich naar het gekreukte bed, de lakens die ik haar gaf, de plooien van de tijd.

 

Ik ben een waarheidsstrijder en ik houd mijn armen ook nu nog wijd gespreid. Ik verzamel verhalen, vlecht ze aan elkaar. Maak er een warrig geheel van. Ik ben geen regisseur, ik registreer. Meer kan ik niet doen. Ik weet niets zeker, heb enkel ‘een vermoeden van’. En nog één. En nog één. Het is een chaos. Maar alles wat ik beschouw als waar, zal dat zijn tot ik uitverteld ben. Ik stap de coulissen in, kleed me om. Het is aan de volgende. Iedereen doet mee aan dit schouwspel. Iedereen wacht op zijn beurt. Alle mensen staan waarheden te kneden op de planken vloer. Het is een theater, maar dat valt pas op wanneer de doeken sluiten._____

Deze tekst is gepubliceerd in het verzamelchapbook 'Dit is echt' van 
De Nieuwe Oost I Wintertuin. 

 

Te bestellen op https://shop.denieuweoost.nl/product/is-echt-verzamelchapbook/

bottom of page